Uit mijn dagboek
Er is iets in mijn verschoven. Het lijkt heel fundamenteel. De afgelopen weken heb ik elke nacht buiten geslapen in de natuur en dus tussen de dieren en daarbij horende geluiden. Ik herinner mij nacht 1 waarbij ik per ongeluk, overvallen door het plotselinge duister, mijn tent boven op de entree van een nest muizen had geplaatst. Telkens werd ik die nacht wakker van muizen die zich onder mijn slaapmat door wurmden om naar binnen of weer naar buiten te gaan. Dat sliep matig. Gaandeweg leerde ik dat uilen graag in de boom boven of nabij mijn tentje willen communiceren met soortgenoten verderop. Kon ik intens genieten van de hoog opspringende vissen boven het water jagend op insecten om dan weer met een luide plons terug te vallen. Leerde ik de karakteristieke geluiden van futen, aalscholvers en andere watervogels herkennen en waarderen. De schrille intensiteit van de ijsvogels in hun vlucht en het bijbehorende roepen zijn momenteel favoriet. Maar ook de schrik die een verlate knallend hard vallende eikel op het tentdoek oproept of die onderzoekende vluchten van laag overscherende roofvogels wanneer ik in het ochtendduister voor mijn tentje zit. Machtig prachtig. Een aantal nachten geleden kwam er een nieuwe dimensie bij die mij vervulde met angst. Het begon met krakende takjes en piepen vlakbij. Vervolgens proberen snuffende snuiten zich onder mijn tentdoek een ingang te verschaffen. Zwijnen! Alle donkere uren van de nacht cirkelend rond mijn tentje. En plotseling in de afgelopen nacht is er iets verschoven en kan ik ook genieten van hun gepiep en gesnuffel. Ontroering bij het krakende gescharrel in de bosjes en hun grenzeloze nieuwsgierigheid naar wie ik ben. En terwijl ik dit schrijf is de uil er ook weer en slaat in de verte een kerkklok. Ik voel een grote dankbaarheid.

